Dit vooral wil ik jullie herinnering brengen

Aan de vooravond van zijn hartoperatie spreekt Joseph Wresinski de volontairs van ATD Vierde Wereld toe. Het is 8 februari 1988 in een Parijs´ziekenhuis. De cassetterecorder registreert. Enkele dagen later, op 14 februari 1988, overlijdt Wresinski. De armoede die hij zelf kende en zijn gedeelde leven met mensen in grote armoede waren de bron van vele inzichten. Die komen aan bod in die laatste geproken boodschap.

‘Wat ik graag wil meegeven, is dat wij heel, heel dicht bij de gezinnen moeten blijven. Voor alles is het belangrijk om trouw te blijven aan ons gevecht voor het gezin.’
Dat was ook toen bepaald geen modieuze boodschap. Waarom wilde Joseph Wresinski zo uitdrukkelijk dat ATD Vierde Wereld een gezinsbeweging zou zijn? Niet uit principe, wel minstens om twee redenen gegrepen uit het leven met de armste gezinnen. In de eerste plaats: als alles misgaat, als iedereen je in de steek laat, dan blijft de familie over als enige haven. Tweede reden: het gezinsleven wordt bij mensen in armoede heel vaak van buitenaf onder druk gezet. Kinderen worden afgenomen en geplaatst. Een moeder krijgt te horen dat ze beter zou weggaan bij de man waarmee ze samenleeft, soms wordt dit zelfs als voorwaarde gesteld om hulp te krijgen.

‘We moeten vooral heel, heel dicht blijven bij de meest uitgesloten gezinnen.’
Daarmee wijst hij op een grote valkuil: het is verleidelijk om te steunen op de meest dynamische, de meest dappere, de meest intelligente mensen. Op zich is dat goed, maar je kan je daar zo in laten meeslepen dat je de allerarmsten niet meer ziet. We moeten ons ook niet in alle windrichtingen laten meezuigen door de meest uiteenlopende acties. De belangrijkste vraag blijft: helpt deze actie de allerarmsten om eruit te raken en om zelf ‘bewerkers van mensenrechten’ te worden, in hun eigen milieu?

‘We hoeven niet bang te zijn om hoog te mikken, zelfs als we denken – overigens terecht – dat de armsten niet onmiddellijk kunnen aannemen wat we voorstellen. Dat verplicht ons enkel om stap voor stap te gaan, en daarvoor hebben we een werkplan nodig.’
Als we willen dat de armsten vrije mensen worden die zelf ook binnen hun gemeenschap vrijheid kunnen brengen voor anderen, dan is het nodig dat we al onze kennis en ontwikkeling werkelijk delen en overbrengen. En dat we de middelen bedenken om dat te doen. We zijn niet louter ‘techniekers’. Alles wat een mens tot een volledige, harmonieuze mens maakt, dat moeten we aanbrengen, dus ook kunst en poëzie. De uitdrukkingskracht van schilderijen, van muziek, daar moeten we ook zelf van doordrongen zijn.

‘ Wij zijn niet in staat de gezinnen binnen te leiden in de wereld van morgen, noch in die van vandaag, als wij zelf geen deel hebben aan de wereld.’
Politieke en filosofische discussies, mensen die opkomen voor een geloofsovertuiging, dat moet ons boeien. Zo kunnen we de hoop delen van allen die strijden en hen eraan herinneren dat de armsten deel moeten uitmaken van hun strijd en van hun denkwereld.

‘We kunnen gebruik maken van psychologie, sociologie, economie en andere wetenschappen’.
Als we vrije mensen willen vormen dan moeten we hen deze instrumenten in handen geven die de mensheid in de loop der jaren leerde gebruiken om te bouwen aan een rechtvaardiger wereld, met meer gelijke kansen, met vrede als een levende werkelijkheid.

‘We streven naar een zekere manier van leven-met-de-anderen, zo dat zij voor ons van betekenis zijn, dat wij hen tot maatstaf nemen. Zij voeren precies dezelfde strijd als ons, met dezelfde moeilijkheden, dezelfde twijfels ook, dezelfde inspanningen, verdriet, maar ook met dezelfde hoop en vreugde. Dat is wat ik spiritualiteit noem. ’ Het is een aanvoelen van de ander, die naarmate hij kleiner en zwakker is, voor ons des te belangrijker en groot is.

De gehele tekst van de cassetteboodschap:
Lezen Download
1 Reactie Geef een reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *