Een mens in diepe armoede verkeert in een onmogelijke situatie.
Hij wordt over het hoofd gezien
of, erger, als iemand die nooit geboren had mogen worden.
Terwijl hij in het diepst van zichzelf goed weet dat hij een mens is.
Menswaardig behandeld willen worden, ervan dromen iemand te zijn, en dat niet krijgen, zelfs niet van mensen die amper rijker zijn dan jij, zoals je buren, de kruidenier, de postbode…
Dat is diepe armoede. Dat vormt de grens tussen armoede en uitsluiting.