(…) Niet ieder lijden komt overeen met extreme armoede. Integendeel! Lijden maakt deel uit van het menselijk bestaan. Het vormt de mensen, doet hen groeien. Het waarborgt hun geestelijk, fysiek, spiritueel en sociaal evenwicht. Het weerhoudt een mens om trots te zijn, de zwakken te minachten. Zijn lichamelijke en morele weerstand verzwakt niet. Zo vervreemdt een mens zich niet van de anderen en vergeet God niet. Op die manier ontwikkelt een mens al zijn krachten om boven zichzelf uit te stijgen.
Dat betekent zeker niet dat lijden aanvaard of zelfs gezocht moet worden. Ik heb teveel ongeluk en narigheden gezien bij mannen en vrouwen, die overigens van goeden huize kwamen, om niet te denken dat ieder lijden onmiddellijk medeleven vraagt, maar tegelijkertijd ook afgewezen moet worden. Dat geldt zowel voor rijke als voor arme mensen. Des te meer omdat sommige narigheden er toe leiden dat bezitters zich zo eenzaam voelen dat ze zich met de armsten verwant voelen. Arme mensen kunnen, vanwege de ontberingen die ze doorstaan, medeleven opwekken, tenzij ze vanwege schrijnende armoede onherkenbaar zijn. Rijke mensen kunnen in grote eenzaamheid lijden, omdat hun ongeluk niet van hun gezicht valt af te lezen. Sterker nog, zoals een bevriende senator zei: Als mensen weten dat we problemen hebben, wenden ze zich van ons af. Ze weten niet hoe ze moet reageren als mensen door het ongeluk worden getroffen. Ze hebben dat niet geleerd.
Maar het blijft een feit dat niet-arme mensen, zelfs als ze heel eenzaam geweldige moeilijkheden ontmoeten, over middelen beschikken om zich tegen die tegenslag te wapenen – als ze het tenminste willen erkennen. Als hun lijden hun hart open stelt voor barmhartigheid, hebben ze mogelijkheden om zichzelf dienstbaar te maken voor degenen die meer te lijden hebben dan zij. Ik geloof niet dat Jezus een dergelijk lijden dat mensen naar de anderen brengt, aan de kaak gesteld heeft.
Voor hem was het onverdraaglijk en volstrekt in strijd met de wil van zijn Vader, dat arme mensen op een onrechtvaardige manier pijn gedaan wordt en, sterker nog, dat die pijn geminacht en belachelijk wordt gemaakt. Dat leidt ertoe dat de slachtoffers haar niet meer kunnen benutten om blijk te geven van hun waardigheid en van hun liefde voor de anderen. Hij kon niet toelaten dat dit uitzichtloze lijden de armste gezinnen trof, terwijl ze alle middelen misten om er een bron van weerstand, van zielskracht en van toenadering tot de mensen en tot God van te maken.
Ik denk aan het ontoelaatbare leed van de arme arbeiders die de school verlaten zonder te leren lezen en schrijven. En de maatschappij dwingt hen zich daarvoor te schamen in plaats van dat ze het als een reden beschouwt om te vechten voor rechtvaardigheid. Het is niet normaal dat een maatschappij niet aan al zijn leden de middelen verstrekt om hun lijden te overwinnen, het te beheersen, door het af te zwakken of er redenen uit te putten om sterker te worden. Het is niet normaal dat mensen moeten wanhopen of zich schamen dat ze niets te doen hebben en als nutteloos worden beschouwd. Het is rondweg onverdraaglijk dat die mensen en hun kinderen beledigd worden zoals die ambtenaar van een ministerie deed: Zo zijn ze, ze doen geen enkele moeite. Als ze moediger waren, zouden ze leren op school… Deze permanente onderwaardering belet ons hun grondige weerstand tegen vernederingen te erkennen en ons erbij aan te sluiten. Wij steunen hen niet om hun verzet te ondersteunen. Heel die eenzaamheid, heel die onderdrukkende angst van de gezinnen van de Vierde Wereld vloeit daaruit voort. Het is niet alleen hun angst niet te weten wat ze de kinderen te eten kunnen geven, maar ook dat ze door hun omgeving beschuldigd en geminacht worden, omdat ze hun kinderen niet kunnen onderhouden, kleden en opvoeden.
De grijsaard die aan zijn bed gekluisterd is door een verlamming, voelt het niet als een aantasting van zijn mens-zijn. Als hij een minimum aan middelen bezit, kan hij vrienden ontvangen, een bron van inspiratie en vreugde zijn voor zijn omgeving. Hij is geen arme, want hij heeft op zijn minst mogelijkheden dat niet te zijn. De mens in schrijnende armoede zit niet in een slechtere positie; zijn situatie is volstrekt anders.
Menselijk lijden is onvermijdelijk en kan zelfs heilzaam zijn. Maar schrijnende armoede is noch het een, noch het ander. Het is altijd een mistoestand. Is dat niet wat Jezus ons wilde voorhouden en wat de armsten voor onze deur ons iedere dag opnieuw leren? Schrijnende armoede is de toestand van de mens aan wie zijn broeders niet de elementaire middelen hebben verschaft om zich mens, en bijgevolg kind van God, te voelen en dat te laten zien. Door zijn leven en zijn lijdensweg heeft Jezus die pijn, die vernielend en niet opbouwend is, op zich genomen . Van die pijn maakt hij de hoeksteen van het heil.
