We koesteren de hoop van de hele mensheid

Bij mijn aankomst in het kamp van Noisy-le-Grand ontmoette ik gezinnen die alleen mislukkingen hebben gekend, mensen bij wie woorden als lijden en ellende in hun hart gebrandmerkt waren.

Ik had gedacht dat ik bij die bevolking zou onderduiken, net als alle priesters in die tijd. Ik wilde onder de mensen leven om in hun midden zuurdesem te zijn, een klein zaadje dat langzaam opkomt, dat door hun tranen wordt besproeid, maar door hun liefde ook warmte krijgt. Ik heb ervan gedroomd en dat doe ik nog steeds.

Maar stap voor stap, ben ik, tegen mijn wil, een publiek figuur geworden, terwijl ik het liefst onder de mensen ben. Want je voelt dat het tussen hen en mij klikt. Gisteravond was ik bij een katholieke gemeenschap op 15 km van Dakar en ik luisterde er naar de mannen en vrouwen die er bijeen waren. En op hun beurt luisterden ze naar mij. Ik zei bij mezelf, het is toch geweldig hoe we op elkaar lijken, zoals we ook lijken op families in Noisy le Grand, New York of New Delhi, op al die mensen die ik overal ter wereld ken en ontmoet.

Allemaal zijn we van precies hetzelfde deeg gemaakt; we hebben allemaal dezelfde hoop en behoefte om de harten van de mensen flink van liefde te laten bonzen zodat de situatie verandert.

Mijn bisschop heeft me uitgezonden om de wereld van armoede te zien, en ik heb er een wereld van hoop en liefde aangetroffen. Zo heb ik het geluk gehad om mijn hele leven als mens en als priester met die mannen, vrouwen en kinderen te kunnen delen. Je moet enorme eerbied hebben voor mensen die lijden, en je mag hen nooit de God, die je doet leven, opdringen. Die families weten best dat ik priester ben, ze hebben het ontdekt. Ze weten ook dat mijn diepste verlangen niet is om hen te bekeren, maar om hen met God in contact te brengen. Dat gebeurt niet per se met woorden, want met woorden kun je zieltjes winnen; maar ik maak dat contact via de aanwezigheid van een man, die in zijn spoor volontairs heeft meegesleept, volontairs die enkel en alleen op die plek komen, omdat ze het bestaan van extreme armoede niet kunnen verdragen.

Met hun verzet tegen extreme armoede, sluiten de volontairs zich aan bij het verzet van de mensen die extreme armoede ondervinden. Ik zou er graag aan willen toevoegen dat niet alleen dat verzet ons samenbrengt, maar dat we in ons hart vooral de vurige hoop koesteren, dat de situatie eens zal veranderen, dat het zo niet langer kan duren.

Op een dag zei een kind tegen mij: Weet je wat er zou moeten gebeuren; de rijken zouden maar een paar dagen in onze huizen moeten komen wonen; en dan gaan wij in hun huizen wonen. Daarna geven we hen hun huizen terug, en dan weet ik zeker dat ze niet meer zullen accepteren dat wij, de armen, op die manier moeten leven.

Ik vind het erg belangrijk dat mannen en vrouwen aan de wereld, en vooral aan gelovigen van om het even welke religie, kunnen vertellen: Jullie leggen ons zo’n leven op; jullie accepteren dat wij zo moeten leven. En wij, we vertellen jullie: Kijk eens hoe we moeten leven; kijk eens naar de armoede die we meemaken. We wijzen die armoede af en jullie moeten je bij ons aansluiten. Jullie kunnen niet blijven bidden tot een God die voortdurend beledigd wordt door het leven dat ons wordt opgelegd, door het onbeschrijfelijk leed dat we dagelijks, op ieder moment van ons leven, moeten verdragen. We lijden niet aan een gebrek aan brood, ook al is brood heel belangrijk, maar vanwege de schandalige situatie waarin jullie ons opgesloten houden.

Gedurende al die jaren hebben de families dikwijls aan volontairs of mijzelf gezegd: Jullie hebben met ons dingen ondernomen waar we zelf niet eens aan gedacht hadden. Want we interesseerden ons eigenlijk niet voor zaken, zoals een bibliotheek, een kleuterklas, een ontmoetingshuis voor families, een kapel. We hadden honger, maar jullie hebben ons het belangrijkste gebracht: we kregen ons eergevoel terug. Bij nader inzien denken we dat jullie gelijk hadden. Want met het herstel van ons eergevoel, hebben jullie ons opnieuw een toekomst geboden en daarmee ook de moed om ‘neen’ te durven zeggen. Jullie hebben ons de moed gegeven om duidelijk ‘nee’ te zeggen, niet uit haatgevoelens, maar om te kunnen vertellen: Kijk eens wat wij allemaal moeten verduren. Kunnen jullie dat echt accepteren?

1 Reactie Geef een reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *