Het recht op vakantie, een mensenrecht

Het was in 1959. Ik was al meer dan twee jaar in de sloppenwijk van Noisy-le-Grand. Ik was moe, de nachten waren vaak vol angst en vrees. De gezinnen hadden het slecht. Het was die winter ontzettend koud. Er waren kinderen bij hun ouders weggehaald, omdat die hun niet meer te eten konden geven. De meeste kinderen konden niet naar school, er was geen plaats voor hen in de klas en ze hadden geen schoenen.

Het werd zomer. Honderden kinderen konden niet op vakantie. Organisaties in Zwitserland, België en Frankrijk hadden geen plaats voor hen. Nogal wat kinderen kregen last van uitdroging en moesten naar het ziekenhuis.

Ik had geen leven, ik was de wanhoop nabij bij het zien van zoveel armoede en bij zo’n gebrek aan middelen om er iets aan te doen. Toen boden vrienden me aan om een paar weken vakantie te nemen in Zwitserland. Ik mocht een paar weken uit deze hel wegvluchten en weer wat op krachten komen. Dan zou ik vast opgewekter en met meer vertrouwen in de toekomst terugkomen.

Ik praatte er met de gezinnen over: sommigen waren blij voor me en gaven me moed om door te gaan: U bent veel te moe. Zo houdt U het ook niet bij ons vol. Het is veel te zwaar. Anderen dachten: Het is een smoesje, hij komt niet meer terug. Er was ook jaloezie: Wij zitten hier nu al drie jaar en zijn zelfs nog niet naar het gemeentehuis van Noisy geweest.

Vakantie! Mijn kinderen mochten niet mee met die Zwitsers. We konden niet betalen! Kortom, de gevoelens waren gemengd. Ik ontdekte in die zomer van 1959 dat vakantie voor de rijken is. Soms zei iemand tegen me: U heeft maar geluk, dat U naar Zwitserland gaat. Anderen lieten me voelen: Dat zal U goed doen, dan maakt U zich in het vervolg minder gauw kwaad.

Op 12 juli verliet ik dus het kamp om naar het station te gaan, vanwaar de treinen naar het zuiden vertrekken, het ‘Gare de Lyon’. Maar ik kon de moed niet opbrengen om in de trein te stappen. Ik kwam op mijn besluit terug en ging diezelfde avond nog naar dat sloppenkamp terug. Ik kon het niet. Er waren in die tijd 252 gezinnen en op de 1.200 kinderen waren er meer dan 1.000 die nooit op vakantie gingen. Die kon ik niet zo laten zitten.

In die zomer besloot ik vakantiecentra op te zetten, waar we gezinnen konden ontvangen en die op hun beurt ook weer gezinnen zouden kunnen ontvangen. Een wild plan misschien, want ik had geen enkele vrijwilliger die me daarbij zou kunnen helpen. Ik stond met lege handen.  (…)

De gezinnen moesten een plek hebben, waar ze zich konden terugtrekken, een thuishaven, waar ze weer op krachten konden komen, waar ouders en kinderen, waar man en vrouw, weer de kans kregen om van elkaar te houden, waar buren weer vrienden konden worden. Een huis, dat altijd open is; waar men op elke dag van het jaar klaar staat om één of twee gezinnen te ontvangen, die in moeilijkheden zitten, die bezig zijn weg te zakken. Dit soort plannen was ik in de zomer van 1959 aan het bedenken.

In 1966 kochten we een huis aan de Rue Cossoneau in Noisy-le-Grand. in 1967 kregen we La Crausaz in Treyvaux, in Zwitserland. In 1973 vonden we ’t Zwervel in Wijhe, iets later kregen we ook La Bise in Arbois, in de Franse Jura. En in 1980 werd ons Brendam in Schotland ter beschikking gesteld.

Zo hebben de armste gezinnen van Europa de beschikking gekregen over plekken, waar zij dankzij de moed van permanente werkers, vakantie konden vieren. Hun eigen vakantie. Eindelijk konden ze wat vrede vinden, de zon, de natuur. Ze konden weer lachen en blij zijn. Afgelopen met dat opgesloten leven, die gevangenis van de armoede, van de dagelijkse moeilijkheden. Afgelopen met dat gebrek aan toekomst, waarin je elke dag weer tegen die grauwe muren van je armenwijk moet aankijken, waarin je eigen verdriet en de angst van de buren de sfeer bepalen. Afgelopen met dat geschreeuw, die ruzies, dat op elkaar gepakt zitten. Eindelijk de kans om van elkaar te houden, elkaar te waarderen, rustig te praten, plannen te maken, weer jezelf te worden en vrienden te maken.

Maar toen na ongeveer tien jaar de eerste vakantiecentra eindelijk open gingen, was er nog niets gewonnen. Je geest en je hart laten vollopen, de zonnestralen opvangen, samen baden in de zon, ieder zijn deel van de zon, de natuur ontdekken en er een liefhebber van worden, dat is een zaak geworden van milieubeschermers, van ‘ware’ toeristen, maar niet van arme mensen. De natuur voor allen, de zee, de bergen voor iedereen, dat was de droom van de mensen, die de mensenrechten verdedigen. Helaas kon men niet hetzelfde zeggen van de overheden, of het nu ging om Groot-Brittannië, Frankrijk, Zwitserland of Nederland.

Zo worden de vakantiecentra, waarover dit boek vertelt, en de intensiteit van de vriendschap niet geholpen door de overheden. Het recht van elk kind om bomen, schapen en koeien te kennen, een nieuwe horizon te ontdekken, geldt niet voor kinderen, die het slachtoffer zijn van armoede.  (…)

Het is een feit: in 1984 is het recht van de armsten op ontspanning, op het ontdekken van nieuwe streken en landen, op vrije tijd en op het vernieuwen van jezelf, niet erkend! Na 25 jaar actie en strijd.

En vandaag de dag schijnen de tijden te moeilijk te zijn om aan vakantie te denken. We vinden, dat ouders en kinderen die het slechtst door het leven zijn behandeld en die doodmoe zijn, niet meer de mogelijkheid hoeven te hebben om te denken dat ze menselijke wezens zijn, wezens die het recht hebben na te denken, te lachen, te spelen, te bewonderen. In één woord: mens te zijn.

De meeste gezinnen in onze landen nemen nog steeds een week of twee om even een leven vol dagelijkse zorgen achter zich te laten. Maar er zijn ook mensen die durven zeggen dat werklozen het hele jaar al vakantie hebben en dat het onfatsoenlijk is om voor hen mee te betalen aan dagen van rust en blijheid. ‘Ze zijn zeker moe van het niksdoen.’ Is dat luchthartig of ironisch bedoeld? Is een werknemer zonder werk vaak niet méér dan wie ook versleten, ontmoedigd, wanhopig?

Het recht op vakantie is het recht op menszijn. Sla dit boek niet dicht zonder U voor te nemen mee te strijden, zodat alle gezinnen, van arm tot rijk, de kans hebben om het leven van alle dag een paar weken achter zich te laten, om zichzelf daarna meer mens te voelen.

1 Reactie Geef een reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *