Er zijn weinig kinderen die zulke vroege, uiteenlopende en vormende levenservaringen hebben opgedaan, als kinderen die in schrijnende armoede moeten leven. Die kinderen voelen van jongs af aan dat ze moeten vechten om te overleven, dat ze een prijs moeten betalen om bemind te worden; ze kennen de angst voor eenzaamheid, verdriet en pijn, en de kringloop van het geweld. Ze dragen al heel jong verantwoordelijkheden voor zichzelf en voor hun familie en kennen de last van mislukkingen en schuldgevoelens.
En nochtans “weten” ze niets. Ze horen op school bijna stelselmatig tot de leerlingen die zich niet goed gedragen. Ze verdienen geen aandacht. Hoe ouder ze worden, hoe meer ze voor onwetend en onbekwaam worden uitgemaakt. Het gevolg is dat ze zelf gaan zeggen: “dat er met hen niets is aan te vangen”.
“Weten” houdt allereerst in dat je beseft dat je iemand bent; iemand die weet dat wat hij meemaakt en aanpakt, zinvol is, die er over weet te praten. “Weten” is dat je ervan bewust bent dat je je plaats hebt in de wereld, dat je je wortels kent, dat je lid van een familie bent, zodat je met anderen kunt meedoen en meewerken.
Mensen die hun ideeën niet kwijt kunnen, omdat ze de juiste woorden niet weten te vinden, worden de speelbal van willekeur; ze moeten anderman’s ideeën volgen en zijn er als een slaaf aan overgeleverd. De samenleving heeft zich de afgelopen drie generaties inspanningen getroost om het hele volk onderwijs te geven, en niet alleen aan bevoorrechte groepen. Maar die inspanningen hebben de armsten onder de armen 1 niet bereikt: Er bestaat geen groter onrecht dan deze mensen in een toestand te houden waarin ze geen greep krijgen op hun eigen ideeën en die van anderen.
In die omstandigheden kon ATD Vierde Wereld niet anders worden dan een beweging die zich tegen onwetendheid keert en zich inzet voor de toegang tot kennis.
Eén van de fundamentele vragen die we ons moeten stellen, is waarom kinderen die in armoede moeten leven, onwetend blijven. Hoe kunnen ze dan met wat ze geleerd hebben, leren hun eigen ideeën te ontwikkelen over het leven en het gevecht dat ze daarvoor moeten leveren? Hoe kunnen ze zich een beeld van de samenleving vormen, gebaseerd op liefde, zodat ze zich uit hun isolement kunnen bevrijden, weten wat anderen denken en samen met hen optrekken?
Het is geen eenvoudige zaak te zorgen dat de armste milieus zich van onwetendheid bevrijden; dan zet zich een belangrijke nieuwe stroming voor de komende decenia in gang, waar de student eindelijk weer oog zal krijgen voor de stamelende pogingen van de mensen om wat ze weten en kennen met hem te delen en zo te testen of deze kennis waar is; want sommige kennis berust op leugens omdat ze geen enkele band heeft met het echte leven. Het betekent ook dat we de mensen van de Vierde Wereld ervan bewust maken dat ze bestaan, dat hun lijden, hun hoopvolle verwachtingen, hun inspanningen voor hen en voor heel de mensheid belangrijk zijn.
De mensen die in schrijnende armoede moeten leven, zijn op alle beleidsterreinen een speelbal, omdat ze geen weet hebben van wat een samenleving of gemeenschapsleven inhoudt, of van de manieren waarop je goede relaties onderhoudt met je buren. Omdat ze geen relaties met anderen aanknopen, kunnen ze niet lief hebben, zijn hun reacties onvermijdelijk gewelddadig. Zo moeten ze hun dagelijkse omstandigheden lijdzaam verduren en hebben geen enkele controle over hun toekomst. En hoe kan een mens die zijn handelen en denken niet weet te beheersen, ooit een salaris verdienen? Hoe kan iemand die als kind nooit geleerd heeft om met succes de meest eenvoudige dingen aan te pakken, uit de greep van armoede blijven?
Weten en kennen houdt in dat je begrijpt wie je bent en wat je beleeft, zodat je het met anderen kunt delen; je doet dan ervaringen op waarvoor je je niet hoeft te schamen en waar je trots op kunt zijn. Als je dat begrip hebt, is aan de fundamentele voorwaarde voor elke vooruitgang, voor ieder waardig menselijk bestaan, voldaan. Dat is het allereerste wat we moeten delen: onwetende mensen kunnen hun sociale, geestelijke of andere menselijke vaardigheden niet ontwikkelen.
Als we echt eerlijk willen zijn, wensen we dat andere mensen over dezelfde intellectuele vermogens beschikken als wij; dan zorgen we ervoor dat de mensen van de Vierde Wereld op hun beurt een omgeving weten te creëren waar alle mensen samen iets nieuws kunnen opbouwen en die volledig verschilt van die we tot nu toe hebben gekend.
- Wresinski gebruikt hier de term ‘La couche sous-prolétarienne’. In het begin van het bestaan van de beweging tot aan de jaren 1980 heeft hij met het gebruik van termen als “sub-proletariaat’ en ‘sub-proletariër’ afstand willen nemen van termen als ‘probleemgezinnen’ of ‘onmaatschappelijke gezinnen’ die toentertijd veel in omloop waren. De term sub-proletariaat brengt tot uiting dat deze mensen tot de arbeidende klasse behoren; maar deze bevolkingsgroep kan geen aanspraak maken op de rechten die andere arbeiders verworven hebben.We gebruiken tegenwoordig veel meer termen als extreme of schrijnende armoede, uitsluiting, of mensen die in extreme armoede moeten leven, om aan te geven dat het gaat om mensen die zelfs al wonen ze op verschillende plekken van de wereld, toch een situatie kennen die sterke gelijkenissen vertoont.