Wanneer liefde met rechtvaardigheid optrekt

Beste Vrienden,

Dertig jaar geleden ontdekte ik het kamp van Noisy-le-Grand.
Daar werden 252 gezinnen aan hun lot overgelaten.
Ze leefden in zo’n ernstige armoede en uitsluiting, dat, toen Geneviève de Gaulle1daar kwam, ze aan de situatie in het concentratiekamp Ravensbrück (D) moest denken.

Het viel me op dat deze gezinnen zich verzetten tegen de omstandigheden die hen waren opgelegd.
Ze hadden allerlei foefjes bedacht om zich, meestal zonder succes, tegen de vele tegenslagen en vernederingen te weren.
Zo ontdekte ik dat schrijnende armoede een kankergezwel is,
waar gezinnen, ondanks al hun moed en inspanningen, niet vanaf kunnen komen.

Ze verzetten zich ertegen, zonder succes, dat hun kinderen op plekken, die voor alle kinderen bestemd waren, anders behandeld werden. Ook de moeite die de mannen deden om werk te vinden, bleef vruchteloos. Ondanks hun vele inspanningen en vindingrijkheid, slaagden de gezinnen er niet in van hun financiële moeilijkheden af te komen. Ze waren wanhopig omdat ze hun jongeren geen toekomstperspectief konden bieden en niet konden laten zien dat ze van hun kinderen hielden. Alles en iedereen was tegen hen, zodat ze twijfelden aan de toekomst.

Dat alles trof me in mijn hart, vanaf het eerste moment dat ik in het kamp kwam, waar mijn bisschop me voor een paar maanden heen gestuurd had.

Vandaag, 30 jaar later, vraag ik mezelf af:
Waarom bleef ik bij die gezinnen, ondanks al het onbegrip en de vernederingen die ik onophoudelijk samen met hen moest delen?

In het begin waren het de kinderen, die me beletten om er vandoor te gaan. Ze maakten me duidelijk dat, om aan schrijnende armoede een einde te kunnen maken, handen, harten en intelligenties nodig waren. Toen ik Nono een stuk chocolade gaf, deelde hij het onmiddellijk met zijn zusje; hij is nu houthakker. Hij weet ongetwijfeld niet dat ik van hem geleerd heb, dat liefde inhoudt dat je de ander meer liefhebt dan jezelf, ondanks honger, kou en angst.

Op die plek zonder elektriciteit gilde Gerard van de angst in het donker. Hij heeft mij het licht gebracht. Door hem ontdekte ik
dat rechtvaardigheid beslag zou moeten leggen op onze harten.
De geit van Jacques, een ventje van 10, was dood. Jacques herinnerde me aan alle kinderen, die overal in de wereld honger moeten lijden. Hij deed me denken aan onze geit, die voor de melk van mijn zusje zorgde en die ik, vanaf mijn vierde jaar, iedere morgen naar de wei onder aan de Braultstraat moest brengen.
Wat doe je voor een kind dat je zegt: Mijn geit is dood, nu krijgen we geen melk meer. Je kunt enkel zorgen dat hij weer een geit krijgt.
Marcel zei op een dag tegen mij: Ik zou viool willen spelen.
Een viool vinden, vrienden vragen hem les te geven, was voor mij de gewoonste zaak van de wereld. Want via Marcel waren het de armsten die vroegen te mogen houden van hetgeen waar wij van houden. Mathilde was weg van dansen. Iedere woensdag nam ik haar mee naar dansles in Parijs vlak bij het Trocadero.
Jocelyne wilde mannequin worden; ik zorgde dat ze bij Jacques Griff, in de Koningstraat aangenomen werd.
Jacques wilde een fiets; Nathalie een schildersezel en verf; een ander vroeg een horloge; de meesten hadden echter brood of een paar centen nodig; voor sommigen was het een nieuwe jurk met mooie bloemen.

‘s Nachts droomde ik ervan. Ik zag mezelf weer als kind, alles wat ik had meegemaakt en had moeten missen.
Maar, dankzij mijn moeder, kreeg ik de kans naar school te gaan. Ook ik wilde dat alle kinderen naar school konden gaan, dat ze zouden leren. Daarom ben ik bij hun families gebleven.
Ik zocht voor hun kinderen splinternieuwe boeken en gaf godsdienstles in een barak, die ik opgeknapt had en waar jonge mensen uit Zweden afbeeldingen van parabels uit het Evangelie hadden aangebracht.

Sommigen begrepen me, maar talrijk waren degenen, die het niet eens waren met mijn aanpak.
Maar al die kinderen, die mijn aandacht opeisten en dingen van mij verlangden, waaraan ik nooit gedacht zou hebben, beslisten over mijn lot als mens en als priester.

Elke keer, als de kinderen straalden van vreugde, was ik verheugd te zien dat hun ouders ontspannen waren. Ik voelde dat een vredige atmosfeer het kamp binnendrong.
Ik beleef dat geluk nu al dertig jaar lang, iedere keer wanneer schrijnende armoede wijkt en vrede en vreugde haar plaats innemen in Bangkok, Londen, New York, Marseille, Bangui, Port au Prince…

Gisteren waren er talrijke mensen die me steeds voorhielden:
Het belangrijkste is om ze bij te brengen om beleefd te zijn. Met die ouders zullen ze nooit gelukkig worden; Waarom halen we ze niet uit hun gezin?
Het gebeurde gisteren net zo goed als nog vandaag.
Maar ik weet dat het waardige ouders zijn die  verantwoordelijkheden willen dragen.
Daarom verdedig ik ze; ik leg aan de gemeente, aan de politie, aan nationale en internationale organisaties, aan de kerken, aan iedereen uit, hoe moedig ze zijn en dat ze de moeilijkheden niet uit de weg gaan.

Natuurlijk heb ik, in de loop van deze dertig jaar, talloze malen moeite moeten doen opdat onder de mensen rechtvaardigheid heerst. De families hebben me daarbij flink geholpen. Al diegenen die me, in navolging van mevrouw Thommeret, steeds zeiden: U heeft ons onze waardigheid teruggegeven.

Volontairs die hetzelfde ideaal deelden, hebben zich bij mij aangesloten. En jullie, mijn vrienden, waarborgen dat we de strijd, die we gisteren moesten leveren, ook morgen kunnen voeren.
Jullie beseften dat we het grote avontuur van het respect voor de rechten van de armen beleven.
De gezinnen zullen nooit meer minachtend bekeken worden; ze zullen nooit meer als armoedzaaiers worden behandeld.
Dankzij ons, en ongetwijfeld voor de eerste keer, krijgen vaders en moeders weer zelfvertrouwen en zetten zich in, opdat hun kinderen een leven krijgen, dat de moeite waard is.
Samenvattend, dankzij ons allen, rijk en arm, is de strijd tegen de armoede een strijd voor de menselijke waardigheid geworden.

Beste Vrienden, al dertig jaar lang hebben we zoveel keren Kerstmis gevierd, de mooiste kerstfeesten van de wereld.
Wij hebben wanhoop en moeilijkheden overwonnen.
Voortaan zullen de mensen, wat ook hun situatie is, in hun hart
bekoord worden door rechtvaardigheid.
Er is een nieuwe weg geopend. Laten we anderen de gelegenheid bieden om die weg in te slaan, opdat in de toekomst schrijdende armoede niet meer dan een slechte herinnering is.

  1.   Geneviève de Gaulle (1920 – 2002) is een nicht van de Generaal Charles de Gaulle, Franse président. Vanwege verzetswerk kwam ze in het concentratiekamp Ravensbrück terecht. Na de oorlog werkte ze met andere vrouwen samen om de verschrikkingen van de oorlog bekend te maken. Ze was een van de eerste medestanders van de beweging en jarenlang voorzitter van ATD Vierde Wereld in Frankrijk. Zij is, net als enkele andere vrouwen, opgenomen in het Pantheon in Parijs waar boven de ingang staat: ‘Voor grote mannen, het dankbare vaderland’
1 Reactie Geef een reactie

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *