Kinderen van de Vierde Wereld, kinderen die armoede kennen ,
een kans voor alle kinderen
“De kinderen, die in dit boek van zich laten horen, worden door onze samenleving nauwelijks gekend. Toch zijn er zo miljoenen in ons rijke Westen.
Hoe komt het dan, dat wij er zo weinig van weten, terwijl dit toch ernstige gevolgen heeft, want deze kinderen leven onder de meest ongunstige omstandigheden: in slechte gezondheid, in opeengepakte woningen, zonder onderwijs, zonder financiële zekerheid, behorend tot een groep die geen stem heeft in de politiek.
Sommigen zullen denken, dat we hier spreken over kinderen met een beperking , slecht bedeeld door de natuur of het noodlot. Maar dan vergist men zich. Noch de kinderen, die in dit boek spreken, noch hun ouders, zijn slachtoffer van het noodlot.
Zij vertegenwoordigen de verborgen kant van een maatschappij, die wij zelf hebben opgebouwd. Zij zijn de vergeten kinderen van een samenleving, die slechts de belangen van de erkende burgers op het oog heeft. En het lijkt, alsof deze laatsten hun blik nooit voldoende hebben verruimd, nooit voldoende hebben doorgedacht, om ook voor deze kinderen op de bres te gaan staan.
Kinderen van de Vierde Wereld, kinderen die armoede kennen , behoren tot een uitgesloten groep van de geïndustrialiseerde wereld van de laatste honderd jaar. Omdat de middelen hun ontbraken om deel te nemen aan het productieproces en aan de vooruitgang van stadsarbeiders en plattelandsbevolking, hebben hun voorouders voor hen geen betere toekomst kunnen opbouwen.
Aan de voet van de maatschappelijke ladder heeft een gehele groep bevolkingslaag geen kans gezien, zich zelfs maar tot de laagste trede op te heffen. Generaties lang zijn ouders en kinderen uitgestoten.
Wie van ons zou niet schrikken bij die ontdekking?
Zijn wij, met al onze vooruitgang, met al onze kennis, niet in staat geweest dit soort uitsluiting eindelijk eens te ontmaskeren en aan de kaak te stellen?
Deze vraag is des te pijnlijker naarmate we oprechter ons best hebben gedaan de Rechten van de Mens en van het Kind te realiseren. We dachten dat we dat, althans in het Westen, in grote lijnen bereikt hadden. We dachten er steeds beter in te slagen, dankzij onze vooruitstrevende hervormingen, die nooit gemakkelijk en soms wel ingrijpend waren. Natuurlijk doen we nooit genoeg. Behoudt ieder sociaal systeem niet zijn gebreken?
Die gebreken brengen de grondgedachte toch niet in gevaar? Maar in het geval van kinderen en hun families in armoede ligt de zaak anders. Zij dwingen ons, onze grondgedachten en de fundamenten in twijfel te trekken. Onze gehele samenleving is immers opgebouwd ten koste van hen.
Wat zij beleven en wat zij zijn, zet ons trouwens niet alleen aan het denken over ons handelen en ons beleid; veel fundamenteler nog gaat het om de vraag hoe wij het kind zien – ieder kind.
Twintig jaar sinds de Verklaring van de Rechten van het Kind zijn niet genoeg geweest om de ellende van meer dan vier miljoen kinderen, alleen al in de Europese Gemeenschap, op te heffen. Komt dat misschien, omdat wij niet diep in onszelf een echte visie hebben op het kind, die ons onophoudelijk zou aansporen zijn rechten te realiseren? Zeggen dat kinderen onvervreemdbare rechten hebben is noodzakelijk, maar is het niet nog noodzakelijker de motieven ervan na te gaan? Zijn we daartoe in staat in onze ontwikkelde landen?
Hebben we over het kind als zodanig een ondubbelzinnige en heldere overtuiging? Kennen we het? Hebben we respect voor het kind om wat het is, om wat het betekent voor de mensheid van vandaag en morgen?”
Lees verder in bijlage (PDF)
Lezen Download